HARM EN fRANCISCA DE jONGE

Mijn oom werd te werkgesteld in Duitsland. Hij was daar een paar weken naar toe geweest en wilde dit niet meer. Hij is toen naar huis gegaan. In die tijd woonde mijn oom bij mijn ouders in. Hij was de broer van mijn vader. Op een bepaald moment werd er op de deur geklopt bij mijn ouders en staan er Duitsers, of de politie dat weet ik niet, voor de deur. Ze vragen mijn moeder of ze ook weet waar mijn oom is. Mijn moeder antwoord naar alle eerlijkheid dat hij in Duitsland aan het werk is. De Duitsers (politie) vertellen dat hij daar is weggegaan omdat hij niet meer voor de Duitsers wilde werken. Mijn moeder weet echt van niks. De Duitsers (politie) gaan weer weg en mijn moeder was toch wel angstig geweest en gaat naar de w.c. De w.c. was een huisje en stond een eindje van het huis af. Mijn moeder doet de deur van de w.c. open en wat ziet ze daar, de koffers van mijn oom. Hij was dus wel degelijk in de buurt. Als de Duitsers (politie) mijn ouders huis hadden doorzocht dan hadden ze zeker de koffers gevonden. En dan laat de rest zich raden. Waar mijn oom zelf op dat moment was is mij niet bekend.