Oorlogsgetuige

JOhanna van der lugt – Paulusma

Leeftijd aan het begin van de oorlog: 11

Woonplaats: Blerick, Venlo, Nederland

Mijn verhaal over wereldoorlog 2, is de bevrijding die in mijn geheugen staat gegrift. Met mijn ouders woonde ik als meisje van 16 jaar met mijn broer van 14 en een joods jongetje van 7, die bij ons tijdens de oorlog zat ondergedoken, in Blerick. Dit is een plaats gelegen tegenover Venlo en werd gescheiden door een brug over de rivier de Maas. Op 3 december 1944 werden wij bevrijd door Engelse troepen die al enige tijd in de peel lagen, niet ver bij ons vandaan. Wij zaten in de frontlinie en werden de laatste maanden voor de bevrijding regelmatig door de geallieerden gebombardeerd, vooral de brug was een doelwit. Wij hebben veel angstige momenten in onze goed gestutte kelder doorgebracht. De gehele oorleg hebben wij de kelder dikwijls nodig gehad aangezien wij in de aanvliegroute voor het Ruhrgebied zaten. Toen de Duitsers terugtrokken vanuit België werden bij ons de mannen en jongens opgepakt om een tankgracht te graven rondom de dorpen van de ene kant van de Maas naar de andere kant. Velen van hen doken onder, zo ook mijn vader. Alleen meisjes, vrouwen en kinderen konden zich nog buiten vertonen. Als we voedsel nodig hadden dan gingen mijn vriendin en ik letterlijk de boer op. Bij de boeren in de omgeving konden wij dan met een karretje aardappels, appels, peren en groeten ophalen. Fietsen hadden wij niet meer, deze waren door de Duitsers die van het front terugkwamen en vaak dagen hadden gelopen afgepakt. Al hadden de meeste fietsen geen banden meer, zij konden alles gebruiken. Zo liepen mijn vriendin en ik op een dag de tankgracht over om bij een boerderij te komen waar nog wat te krijgen was. We hebben toen een aantal keer in een schuur moeten schuilen en ergens op de grond moeten liggen omdat door de jachtvliegtuigen steeds de weg werd beschoten. Op de weg naar huis moesten wij nogmaals over de tankgracht waar een Duitse soldaat de wacht hield, die jongen was misschien 17 jaar. Hij vroeg heel smekend of hij een appel kon krijgen maar wij weigerden om hem iets te geven, hoe hard kun je worden in oorlogstijd. Wij vertelden dat heel trots thuis maar mijn ouders waren geen van beiden trots. Mijn moeder zei gelijk je had die jongen toch een appel kunnen geven. Als ik hier aan terug denk dan schaam ik me daar ook voor. Er was een spertijd ingevoerd, de dagen werden korter en het was vroeger donker. Dat betekende meer binnen zitten, onze ruiten waren allang kapot door de bombardementen. Aan de voorkant van ons huis hadden wij houten jaloezieën en voor de rest waren er planken voor getimmerd. De gehele oorlog waren we al gewend aan verduistering, elektriciteit en stromend water hadden we niet meer. Gelukkig waren er nog huizen die in plaats van een kraan een pomp hadden, daar konden wij dan emmers water halen. Tot overmaat van ramp begonnen de Duitsers nerveus te worden en probeerden ze ons allemaal uit de huizen te verjagen, zogenaamd voor onze eigen veiligheid. Wij zouden dan met een pontje de maas overgezet worden en in Venlo op het station in goederentreinen vervoerd worden via Duitsland naar Groningen en Friesland, wat een paar dagen zou duren en niet zonder gevaar. Met de Venlonaren zou hetzelfde gebeuren. Veel mensen hebben deze tocht gemaakt maar ook zijn er een groot aantal stiekem in hun kelders gebleven. Vanuit Blerick is er ook niet veel van terecht gekomen op een ogenblik kapseisde een pontje en zijn de mensen in paniek weggevlucht naar de omringende dorpen naar familie of kennissen want ze durfden niet meer terug naar huis. Het meeste riskante van de overtocht met het pontje was dat de Duitsers munitie mee terugnamen naar Blerick. Kortom de mensen diende als camouflage, vanuit de lucht werden ze ook steeds beschoten op de Maas. Bij ons kwamen ook een stel Duitsers aan de deur, mijn broer en ik deden het woord. Mijn vader zat in zijn schuilplaats en wij weigerden om mee te gaan aangezien mijn moeder een open wond had aan haar been en moeilijk kon lopen. Het waren vier Grüne Polizei, ze begonnen direct met een verhaal dat alles kapot geschoten zou worden en dat wij maar beter weg konden gaan waarop ik vroeg waar we heen zouden gaan daar hadden ze geen duidelijk antwoord op. Op een gegeven ogenblik zei een van hen dat als wij terugkwamen we nog een mooi huis zouden hebben. Ik antwoordde hierop met “Dan kunnen wij net zo goed hier blijven ” waarop hij zei “als het huis blijft staan”. Wij zeiden we gaan niet weg mijn moeder kan niet lopen, wij blijven hier! Toen werd er een bos en zei dat we nu een koffer moesten pakken en direct mee moesten gaan. Waar we het lef vandaan haalden weet ik niet maar wij gingen beide met de armen uitgespreid voor de deur staan. Mijn moeder stond achter ons, wij huilden allebei van woede en zeiden dat we nooit mee zouden gaan. Daarop overlegden ze even met elkaar, en toen gooiden wij de deur dicht. Mijn vader had alles gehoord en kwam tevoorschijn, toen hebben we de voordeur met kisten gevuld met boeken gebarricadeerd. Wij hebben wel angst gehad dat ze terug zouden komen, maar dat is gelukkig niet gebeurd. Meerdere vrienden en buren kwamen bij ons in de kelder schuilen uit angst dat ze verjaagd zouden worden, zo zaten wij met elf mensen in de kelder. Het was voor iedereen wel prettig om met meerdere mensen bij elkaar te zitten, het was al met al een angstige en spannende tijd. Een groot deel van de Duitse soldaten zaten aan de andere kant van de Maas in Venlo. De paar die overbleven liepen met een kanon op een karretje door de straten in Blerick en schoten dan vanaf verschillende punten een granaat af. Dit om de indruk te wekken dat er veel afweergeschut was. Wij hoorden dat karretje op piepende wielen voorbij komen en zagen het door een spleet van de jaloezieën. Uiteraard was het bespottelijk, maar gelukkig konden wij er om lachen. Het front waarvandaan de Engelsen regelmatig hun granaten afvuurden was dichtbij. In de nacht van 3 december begon om twee uur in de nacht een hels kabaal van kanonvuur wat door ging tot elf uur in de ochtend, toen werd het doodstil. Na enige tijd durfde mijn vader naar boven en zag door een spleet dat er vreemde soldaten liepen aan de overkant van de straat. Ze liepen achter elkaar dicht tegen de huizen aan omdat de Duitsers nog granaten konden afvuren, maar ook daar werd het stil. Mijn vader deed voorzichtig de deur open en zwaaide met een wit laken. Ondertussen waren wij ook tevoorschijn gekomen en konden onze ogen niet geloven, wij juichten en huilden van blijdschap. Mijn vader ging met een mand appels aan de overkant staan om deze uit te delen. Er kwam echter een hogere officier en zei dat wij voor onze eigen veiligheid weer naar binnen moesten gaan. Ondertussen waren er nog een aantal mensen naar buiten gekomen, ik zag onze buurman een meter in de lucht springen van blijdschap. Wij zijn een aantal dagen nog binnen gebleven en diverse soldaten kwamen zich bij ons scheren want mijn vader had het fornuis weer aangemaakt met het hout dat we nog hadden. Zodoende kon hij sommige mannen warm water geven. Op een ogenblik moesten we allemaal uit Blerick weg, we hadden evacuatieadressen. Wij gingen naar Sevenum waar twee broers ondergedoken zaten, met onze plunjes gingen we op weg. Het was een tocht van drie uur lopen maar we waren bevrijd. De kanonnen die ons beschoten stonden dichtbij Sevenum, het waren er circa twee honderd geweest. In Sevenum hebben we tot begin maart op een boerderij gezeten totdat Venlo vanuit Duitsland door Amerikaanse troepen werd bevrijd. De laatste weken van de oorlog waren erg onwerkelijk voor mij, ik had het gevoel dat er buiten ons huis en onze buurt niets meer bestond. Twee oudere broers zaten in het westen van het land en mijn oudste zus in Friesland. Al maanden hadden wij geen contact meer gehad, wij wisten niet of zij nog leefden en andersom ook niet. Het heeft nog maanden geduurd voordat we elkaar gezond en wel terug zagen.

.

Geplaatst door: JOhanna van der lugt - Paulusma